Van de week las ik een interview met Joris Luyendijk op de website van Trouw. Een journalist en antropoloog die veel schrijft over de financiële wereld in Londen. Het artikel “Het amorele systeem waarin wij leven” geeft een aantal interessante inzichten op basis van zijn veldwerk.
Alles draait om cijfers
Het artikel beschrijft de tendens om alles uit te drukken in cijfers. Het gaat niet langer om het nut van werk. Luyendijk: “De bezieling is verbannen uit ons werk, de waarde ervan gaat verloren, alles wat overblijft zijn meetbare doelen, cijfers, rendementen, targets.”
Veel mensen herkennen dit in hun werkzaamheden. Ik heb een opdracht uitgevoerd waarbij het belangrijker was dat bepaalde prestatie-indicatoren werden behaald, dan dat de klant tevreden was.
Er zijn genoeg medewerkers in Nederland die hun manager trots horen spreken over het behalen van goede cijfers, terwijl ze dagelijks voornamelijk gefrustreerde klanten aan de telefoon hebben.
Ook in het nieuws zijn vele voorbeelden te vinden. Denk aan de topsalarissen van (bank)directeuren, het afknijpen van chauffeurs door PostNL en de streeftijden in de zorg.
Het sturen op cijfers kan blind maken, waardoor mensen amorele beslissingen nemen die leiden tot immorele resultaten. “De waarde van het werk wordt niet meer bepaald door het nut ervan, maar door de cijfermatige output. Neem de publieke omroep. Voorheen luidde de opdracht aan een programmamaker: volg wat er gaande is in de wereld en maak daarover een uur goede televisie. Nu: je moet 17 procent binnenhalen van de mensen in de leeftijdscategorie 25 tot 40 in het tijdslot van 21.05 tot 22.00 uur. En dat is de publieke omroep. Maar wanneer hebben we daarvoor gekozen, wanneer hebben we in verkiezingen gezegd dat we deze amorele koers willen volgen?”
Seiryoku zen’yō
Nu moest ik bij het lezen van het interview denken aan de principes van het Japanse judo: seiryoku zen’yō en jita kyōei.
Seiryoku zen’yō is het streven naar “maximaal resultaat bij minimale inspanning”. Het is niet toevallig dat Kaizen, JIT en LEAN allemaal hun oorsprong in Japan vinden.
Natuurlijk is het fantastisch om efficiënt om te gaan met energie en dit in het bedrijfsleven cijfermatig weer te geven. Echter, dit moet wel nut hebben en niet alleen voor jezelf zijn. De uitvinder van judo voorzag dit en formuleerde daarom een belangrijk tweede principe.
Jita kyōei
Het principe jita kyōei wordt uitgelegd als “wederzijdse voorspoed voor zichzelf en anderen” of “jij en ik schitteren samen”. Door de uitleg van dit principe is niet iedereen bezig met nut verwerven voor zichzelf, maar ook voor anderen. Een prachtige passage uit Mind over Muscle van Jigorō Kanō licht dit verder toe. De vertaling is van Mitesco.
Als mensen alleen zijn, kan het principe van seiryoku zen’yō zonder probleem worden toegepast, maar als er een groep van twee of meer personen is, hoeft er maar één persoon aanwezig te zijn die zelfzuchtig handelt om een conflict te hebben. Maar als alle leden van de groep zelfzucht vermijden, en handelen overeenkomstig de noden en omstandigheden van de andere personen in de groep, kan een conflict op een hele natuurlijke manier worden vermeden en harmonie worden bereikt. Conflict schept wederzijdse vernietiging, terwijl harmonie wederzijdse winst oplevert.
Dus, als een groep mensen samenleeft, kan men niet alleen vermijden om tegenover elkaar te komen staan, maar men kan elkaar ook helpen. Er zijn dingen die je niet alleen kunt doen, maar alleen samen met anderen. Voorts kunnen de deugden en sterke kanten van iemand alleen maar andere mensen aanvullen en stimuleren. Aldus brengt die situatie voordeel voor iedereen, iets wat ze alleen niet zouden hebben. Dat noemen we sojo sojou jita kyōei, wat betekent: onderlinge welvaart door wederzijdse hulp en toegeeflijkheid. Dat kan worden verkort tot jita kyōei. Om die reden kunnen we zeggen: als alle leden van een groep elkaar helpen en onzelfzuchtig handelen, kan de groep harmonieus zijn en als een eenheid opereren. Zo kan die groep zijn energie optimaal benutten, net als een individu.
Dit principe blijft waar, ook in het geval van een complexe samenleving met miljoenen inwoners. Dus, als seiryoku zen’yō en jita kyōei worden gerealiseerd, zal het sociale leven zich natuurlijk blijven ontwikkelen en vooruitgaan, en als leden van die samenleving kan iedereen bereiken waarop ze hopen.Mind over Muscle, p. 70-71 (Jigorō Kanō)
Bezieling en werk
In het artikel staat een prachtige uitspraak van Luyendijk: “Probeer een ziel maar eens in een target te vangen.” Dat is onmogelijk. Kan het principe jita kyōei houvast geven?
Vroeger hadden we religie als moraal. Nu veel mensen geloof hebben opgegeven of uitschakelen tijdens hun werk, missen we handvatten als naastenliefde en saamhorigheid.
Misschien kan jita kyōei ons richting geven, zodat we nadenken als gemeenschap over wat we willen? Dan kunnen de cijfers weer dienen als middel in plaats van doel op zich. Of zoals het in het interview staat: “Daarachter ligt de fundamentele vraag: zijn wij een gemeenschap, waarin we ook kunnen spreken over dingen als kwaliteit, schoonheid en rechtvaardigheid, of zijn wij puur een arena van productie en consumptie?”
Ik ben gelukkiger in mijn werk als ik mij richt op mensen, dan op cijfers. Ik kan me voorstellen dat veel bankiers, leraren, zorgverleners en andere werknemers hetzelfde voelen. Uiteindelijk denk ik dat wij als mensen altijd anderen willen helpen en daar geluk uit putten. Het is veel leuker leven in een omgeving vol gelukkige mensen.
“We moeten ze knuffelen”
Het artikel sluit met een inspirerende uitspraak van Joris Luyendijk. Wellicht een invulling van jita kyōei. De medemens hulp bieden met begrip en knuffels.
“Want ze kijken dus op een amorele wijze naar hun eigen leven. Ze brengen de kwaliteit van hun leven terug tot meetbare kenmerken. Targets. Salaris, bonus, huis, auto. En bijna allemaal zeggen ze: dit is tijdelijk, straks ga ik een documentaire maken, een ngo beginnen, een zaak opzetten, een boek schrijven. Daarom zeg ik: we moeten ze knuffelen. Want ze leiden tragische levens.”