In het artikel De fasen van katastudie heb ik een onderscheid gemaakt in vier verschillende fasen voor het bestuderen van kata. In dit artikel bespreek ik een ander model, het Japanse concept 守破離 (Shu Ha Ri). Het concept onderscheid drie fasen in het leren van een techniek, kata of krijgskunst. Shu Ha Ri betekent beschermen, kapotmaken en verlaten. Het model geeft inzicht in de houding van leerling naar gezel en uiteindelijk meester. Er zijn een aantal overeenkomsten met het model op basis van bewustzijn en bekwaamheid, maar gaandeweg wordt duidelijk dat het een andere inslag heeft.
守 – Shu (beschermen)
Eerst volgt de judoka het voorbeeld van zijn sensei (leraar). Hij imiteert de vorm en bewegingen zonder veel begrip van riai (onderliggende principes). Hierbij worden de regels gevolgd, zoals uitgelegd door de leraar. Vorm en bewegingen worden door de judoka beschermt. De nadruk ligt vooral op herhalen van vorm en bewegingen zonder het aanbrengen van afwijkingen, want de judoka heeft nog niet genoeg kennis voor het maken van aanpassingen in de vorm en bewegingen. In deze fase wordt een solide fundament gebouwd, waarop de judoka in latere fasen verder bouwt.
破 – Ha (kapotmaken)
In deze fase heeft de judoka de vorm en bewegingen eigen gemaakt. De judoka verdiept zich nu in de riai (onderliggende principes). Hierbij kan gebruik worden gemaakt van aanwijzingen van andere leraren en multimedia (boeken, video, etc.). Alle opgedane kennis wordt geïntegreerd voor een optimaal begrip van de vorm en bewegingen.
Vervolgens kunnen innovaties plaatsvinden op basis van vernieuwde inzichten en een beter begrip van de riai, waardoor de vorm en bewegingen subtiele veranderingen ondergaan. Verwacht geen grote veranderingen, omdat de meeste vormen en bewegingen lang geleden zijn ontstaan en geëvolueerd op basis van fundamentele principes. De grootmeesters hebben reeds de vormen en bewegingen geoptimaliseerd en slechts een enkele keer kunnen verbeteringen worden aangebracht. Dit sluit niet uit dat een judoka altijd blijft zoeken naar optimalisatie op basis van seiryoku zen’yō en jita kyōei.
In deze fase kan een judoka ook aanpassingen maken zodat de vorm en bewegingen beter aansluiten op zijn of haar unieke eigenschappen. Bijvoorbeeld de afstanden in het kata staan voorgeschreven, echter als een judoka voldoende begrip heeft van maai (gevechtsafstand) kan de afstand worden gewijzigd op basis van lichaamsbouw.
Een ander aspect in deze fase wat vaak over het hoofd wordt gezien is het kapotmaken van een vorm en bewegingen. Dit is nodig voor een goed begrip van de leerstof. In de wetenschap is het de kunst om een hypothese te ontkrachten door middel van onderzoek. Dit zou een judoka ook moeten doen. Hierin spelen zowel tori als uke een belangrijke rol. Als blijkt dat een vorm of beweging niet goed werkt, moeten zij worden aangepast of uit het curriculum verwijderd.
In judo kunnen we ervan uitgaan dat alleen nog effectieve vormen en bewegingen zijn overgebleven, omdat grootmeester Kano alleen de technieken die voldoen aan de principes van judo heeft opgenomen in Kodokan Judo. Daarna hebben nog vele grootmeester het curriculum onderhouden. Echter kunnen judoka door het ‘kapotmaken’ van vorm en bewegingen ontdekken in welke context zij werken of juist niet.
離 – Ri (verlaten)
Op dit punt wordt gesproken over transcendentie. De judoka overstijgt (verlaat) de vorm en bewegingen, waardoor ruimte voor creativiteit ontstaat. Hij of zij is de volledige belichaming van de vorm en bewegingen. De bewegingen zijn een natuurlijke uitdrukking van de judoka geworden en de vorm is volledig verlaten. Ze bevatten duidelijke persoonlijke en karakteristieke kenmerken van de judoka. Desondanks handelt judoka altijd in overstemming met de riai (onderliggende principes).
Het handelen in een vrije expressie van de judoka, logisch en natuurlijk. Er wordt niet meer nagedacht over de uitvoering. Dit wordt ook wel muga-mushin (無我無心) genoemd in het Japans. Het kan vertaald worden als “geen ego, geen gedachten”. De aandacht is volledig op het huidige moment gericht en wordt niet geremd door afleidende gedachten.
De fase Ri bereiken is alleen weggelegd voor doorzetters. Het vergt jaren trainen en studeren onder grootmeesters. Een diepgaande studie van vormen, bewegingen en onderliggende principes, waarbij een judoka nooit uitgeleerd raakt. Door zelfontdekkend leren en het gebruik van creativiteit blijf een judoka zelfs in de Ri-fase subtiele verbeteringen en vernieuwingen toevoegen. Het uiteindelijke doel is dat de leerling beter wordt dan de meester. Op deze wijze stagneert de krijgskunst niet en evolueert de krijgskunst.
Het concept Shu Ha Ri moet overigens niet als een lineair pad worden gezien. In de Ha-fase zit Shu en in de Ri-fase zit Shu en Ha. Dit betekent dat de judoka in latere fasen doorbouwt op het stevige fundament dat hij in eerdere fasen heeft neergelegd. De fundamenten van judo veranderen namelijk niet. Alleen de toepassing kan wijzigen en er zullen subtiele verschillen in de uitvoering zijn.
Graag wil ik Richard de Bijl en Loek van Kooten bedanken voor de inspiratie voor dit artikel. Richard is een grote bron van inspiratie op vele gebieden en Loek heeft geholpen met het vertalen van de verschillende begrippen.
Wederom een leerzaam stuk Bas. Ik geloof dat ik nog steeds in Shu fase zit. Maar ik ben nog jou en zie mogelijkheden.
Hartstikke bedankt. We geven in ieder geval niet snel op! 😉
Mooi artikel weer kerel! Thx!
Interessant om te overdenken hoe Shu Ha Ri in onze westerse wereld wordt doorlopen, en in het bijzonder in Nederland met waarneembare valkuilen.
Enerzijds “in Shu blijven” zonder het principe te doorgronden. Fouten worden gekopieerd en doorgegeven.
Anderzijds “naar Ri gaan”
veranderingen worden aangebracht zonder dat het principe begrepen is.
Wat mij betreft staat “Ha” centraal, telkens weer evalueren ten aan zien van “Ha” het principe, de basis.
Bedankt voor jouw reactie! Interessante observatie. Mooie beschrijving van mogelijke valkuilen. Het risico is inderdaad dat een krijgskunst verloederd als er alleen wordt gekopieerd zonder begrip van riai. Begrip van de principes en vernieuwing is nodig, zodat de leerling zijn meester overstijgt qua kennis en kunde. Op deze wijze evolueert de krijgskunst naar een hoger niveau.
Bas, een leerzaam stuk, ga zo door.
Gr. Manfred